De tuinen bij het huis vormen samen een gemeentelijk monument. (monumentnummer 108759). De volgende tekst is ontleend aan de redengevende omschrijving bij de aanwijzing als gemeentelijk monument:
Tuin, bestaande uit drie afzonderlijke gedeelten, behorend bij het pand Zoutstraat 16 (Rijksmonument), gereconstrueerd vanaf het begin van de jaren ’80 van de 20ste eeuw op terreinen die sinds de 17de eeuw nooit bebouwd zijn geweest, van algemeen belang voor de gemeente Groningen:
- vanwege zijn cultuurhistorische waarden, vanwege de rijke en lange gebruiks- en bewonersgeschiedenis van huis en tuin, die onlosmakelijk met elkaar en met deze historische locatie in de Hortusbuurt nabij de Noorderhaven zijn verbonden;
- vanwege de ensemblewaarden van huis en tuin, vanwege de ruimtelijke en historische samenhang met het woonhuis, waar de tuin in delen vanaf de 18e eeuw bij heeft behoord;
- vanwege zijn betekenis voor de tuinhistorie, vanwege de wijze waarop de verschillende tuindelen zijn ontworpen en afgestemd zijn op de gebouwde elementen, voorts tot uiting komend in de klassieke wijze van aanleg, passend bij hun ligging (bezonning/schaduw);
- vanwege zijn relatieve zeldzaamheid als voorbeeld van een grote, (weliswaar gereconstrueerde) historische stadstuin in de 17e-eeuwse noordelijke uitleg van de stad Groningen; uniek is dat deze ruimte gedurende eeuwen altijd onbebouwd is geweest;
Meer informatie hieronder:
Drie stadstuinen, één geheel.
Drie tuinen omringen het 18de-eeuwse koopmanshuis “Zelfs vindt de mus…” te Groningen. Een binnentuin, een achtertuin en de zogenaamde spinhuistuin. Elke tuin heeft een eigen karakter. De binnentuin is een echte woontuin, de achtertuin is een besloten schaduwtuin en de spinhuistuin is juist zonnig. Dankzij hun klassieke stijl vormen ze samen toch één geheel met het huis.
Achter een witgepleisterde muur in de Groningse binnenstad schuilt een verrassing. Stap door de brede 18de-eeuwse poort naar binnen en je komt terecht in een besloten maar zonnige binnentuin. Loop daarna door het bijbehorende koopmanshuis en je treft een grote achtertuin aan. Achter een halfhoge tuinmuur vind je tenslotte nog een derde verborgen tuingedeelte.
“Veel bezoekers zijn verbaasd als ze midden in de stad deze vrij grote tuinen aantreffen”, zegt één der bewoners. “Samen meten ze zo’n 750 m2.”
Voor deze groene wijk van Groningen, waarin ooit de hortus botanicus lag, was dat vroeger heel gewoon. Deze tuin bestond al halverwege de 17de eeuw. Doordat het huis en het bijbehorende pakhuis nog niet waren gebouwd, was de tuin toen bijna twee keer zo groot. Het moet ooit een formele tuin zijn geweest, die later is veranderd in een tuin met slingerpaden. Toen de eigenaren rond 1980 huis en pakhuis kochten, was de tuin echter sterk verwilderd.
De eigenaren besloten de tuin zijn klassieke sfeer terug te geven, zonder nauwkeurig een 18de eeuwse tuin na te bootsen. De gevelindeling van het huis vormde het uitgangspunt voor de indeling van de tuin. De paden en vakken in de tuinen corresponderen met de vensters en de deuren. Verder werd gekozen voor klassieke elementen, als buxushagen, snoeivormen, rechthoekige spiegelvijvers, een tuinvaas, tuinbeelden, een zonnewijzer en kuipplanten als agave en agapanthus. De basis is dus recht en strak, maar de beplanting mag wat losser zijn.
Moestuinsfeer
De klassieke sfeer is het centrale thema in alle drie tuingedeelten. Toch heeft elke tuin zijn eigen karakter. Zo is de zijtuin, met 150 m2 de kleinste van de drie, een echte woontuin. Hij ligt het dichtst bij salon en keuken en is daarom de ideale plek voor buiten eten en drinken. En hoewel er forse bomen staan en de tuin aan alle kanten ommuurd is, is er in de zomermaanden toch volop zon. “We moeten wel met de zon meedraaien. Daarom hebben we meerdere terrassen gemaakt.” Van deze tuin is de vijver het centrum.
De achtertuin kan alleen via het huis worden bereikt. Deze tuin is veel schaduwrijker, doordat het hoge pakhuis de zonkant afschermt. Dat geeft de tuin wel zijn rustige beslotenheid. Rechte plantvakken omzoomd door buxushagen, strakke paden en een grote rechthoekige vijver achterin bepalen de structuur van dit tuindeel. De muur van het pakhuis is deels weggekleed achter berken en lijsterbessen en een tot haag gesnoeide wintergroene laurierkers.
“Uit mededelingen van een 19de-eeuwse bewoner maken we op dat er in de achtertuin ooit een moestuin is geweest. Voor groenten en fruit is er nu teveel schaduw. Toch wilden we iets van die moestuinsfeer terugbrengen. Daarom hebben we geen klinkers of grind rondom de buxusvakken gelegd, maar aarden paden aangehouden.”
Zonnige ‘gevangenis’
Er is niet alléén schaduw aan de achterzijde van het huis. Via een doorgang in een lage tuinmuur is de derde tuin te bereiken. De eigenaren kochten dit tuindeel ruim 25 jaar geleden van de buren.
“Naast ons huis lag tot 1904 een gevangenis, het zogenaamde spinhuis. Dit tuindeel hoorde in de 18de eeuw bij het huis, maar werd aan de gevangenis verkocht om te dienen als luchtplaats. Later is het nog parkeerplaats geweest. Na 200 jaar kwam het weer bij het huis terug en hebben we er deze zonnige bloementuin van gemaakt”
Op de kruising van twee zandpaden staat een zonnewijzer. De paden verdelen de spinhuistuin in vier plantvakken. Hierin staan ook zonminnende planten, zoals agapanthus en hemerocallis, delphiniums, anemones, lupines, margrieten, irissen en phloxen. Achter een mooi gevormde taxushaag, die tevens het einde van het middenpad markeert, ligt nog een kleine kweek-en pluktuin.
“We vinden dat de drie tuinen nu in evenwicht zijn. Ze passen bij het huis en bij ons. Bovendien vormen ze een oase voor diverse dieren. Een verwilderde papegaai uit het plantsoen komt elke winter snoepen van de sierappeltjes in de zijtuin. Verder zien we volop kikkers en libellen, merels en lijsters, tortels en houtduiven, mezen, roodborstjes, vinken, boomklevers en soms ook een specht. We hebben een tuin vol leven, midden in de binnenstad”
(Naar een artikel in het blad “Groei en Bloei”, najaar 2009)